ECLI:NL:CRVB:2021:340
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag voor een verkorte wachttijd in het kader van de Wet WIA na psychische en lichamelijke klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de aanvraag van betrokkene, de erven van [betrokkene], voor een WIA-uitkering en de vraag of zij in aanmerking komt voor een verkorte wachttijd. Betrokkene had zich ziek gemeld met psychische klachten, waaronder depressieve klachten en PTSS, en een schildklieraandoening. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een medische eindsituatie, omdat er behandelingen waren ingezet die gericht waren op afname van de klachten en verbetering van het functioneren. Betrokkene stelde in hoger beroep dat er geen herstel te verwachten viel en dat het Uwv onvoldoende informatie had ingewonnen bij haar behandelaren. De Raad oordeelde echter dat de verzekeringsartsen voldoende informatie hadden en dat er behandelingsopties waren die verbetering konden brengen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.