Uitspraak
18.6129 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving sinds 24 november 2006 een WIA-uitkering, berekend naar een dagloon van € 66,17. De rechtbank oordeelde dat de no-risk polis niet leidde tot een aanpassing van het WIA-dagloon en dat appellant niet had aangetoond welk voordeel hij kon ontlenen aan artikel 19 van het Dagloonbesluit. Appellant had eerder een WW-uitkering en een ZW-uitkering ontvangen, en zijn WIA-dagloon was vastgesteld op € 98,87, gebaseerd op zijn eerdere uitkeringen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat het WIA-dagloon correct was berekend en dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor een hogere uitkering. De Raad oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd.