ECLI:NL:CRVB:2021:425
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek en de geschiktheid van functies voor appellante in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, die zich ziek had gemeld met verschillende lichamelijke klachten, was in het kader van de Ziektewet (ZW) door het Uwv beoordeeld. Het Uwv had haar belastbaarheid vastgesteld op basis van een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 7 december 2016 en had haar ZW-uitkering per 3 februari 2017 beëindigd, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen.
De Centrale Raad oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts L.J.R.M. Buisman had in zijn rapport geconcludeerd dat de belastbaarheid van appellante correct was ingeschat, ondanks haar standpunt dat het Uwv haar belastbaarheid had onderschat. De Raad volgde de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die had aangegeven dat op de datum in geding, 3 februari 2017, appellante minder pijnklachten had en dat dit leidde tot een beter energieverbruik en slaap.
De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om een onafhankelijk deskundige te benoemen en dat de functies die aan de EZWb ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellante. Het hoger beroep van appellante werd verworpen en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen gronden waren voor een veroordeling in de proceskosten.