Uitspraak
16.1040 WIA, 17/6355 WWAJ
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierrecht
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Den Haag. De appellant, die als telecom-/automatiseringsmonteur werkte, had zich op 17 september 2012 ziek gemeld met psychische klachten en was in aanmerking gebracht voor een uitkering op basis van de Ziektewet. Het Uwv had vastgesteld dat hij per 15 september 2014 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep tegen deze beslissing gegrond verklaard, maar het Uwv had een nieuwe Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, waaruit bleek dat de appellant op de relevante data 58,38% arbeidsongeschikt was voor de WIA en 52,63% voor de Wajong. De Raad oordeelde dat de FML van 11 februari 2020 een juiste weergave was van de belastbaarheid van de appellant en dat de geselecteerde functies medisch passend waren. Daarnaast werd er een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn behandeld. De Raad concludeerde dat de redelijke termijn met twee jaar en vijf maanden was overschreden, wat leidde tot een schadevergoeding van € 2.500,-. De Raad heeft het Uwv en de Staat veroordeeld tot betaling van respectievelijk € 344,83 en € 2.155,17 aan schadevergoeding, en heeft de proceskosten van de appellant vastgesteld op € 5.056,38.