ECLI:NL:CRVB:2021:5

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 januari 2021
Publicatiedatum
6 januari 2021
Zaaknummer
20/1263 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 januari 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, maar het beroepschrift was niet tijdig ingediend. De rechtbank had op 28 januari 2020 uitspraak gedaan, en het beroepschrift was pas op 19 maart 2020 ontvangen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift, die zes weken bedraagt, was overschreden. De appellant voerde aan dat de reden voor de termijnoverschrijding te maken had met de mentale gevolgen van het Covid-19 virus, maar de Raad oordeelde dat dit geen grond vormde om de niet-ontvankelijkheid te rechtvaardigen. De Raad concludeerde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet in verzuim was geweest en verklaarde het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door A.M. Overbeeke, in tegenwoordigheid van griffier P.A.M. Hulsdouw, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 5 januari 2021
20/1263 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 28 januari 2020, 19/6472 en 19/4899 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 28 januari 2020 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 19 maart 2020 bij de rechtbank Rotterdam ontvangen en doorgezonden naar de Raad.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Voor een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 26 juni 2020 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellant heeft daarop bij brief van 21 juli 2020 geantwoord dat de reden van het overschrijden van de beroepstermijn samenhangt met het virus Covid 19 dat hem mentaal aangetast heeft en voor verwardheid in zijn hoofd zorgde.
Wat appellant heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In dat verband wordt overwogen dat niet aannemelijk is gemaakt dat appellant onder de door hem aangevoerde omstandigheden gedurende de hoger beroepstermijn niet in staat was om, al dan niet met hulp van derden, een (voorlopig) hoger beroepschrift in te dienen tegen de aangevallen uitspraak van 28 januari 2020.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door A.M. Overbeeke, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2021.
(getekend) A.M. Overbeeke
(getekend) P.A.M. Hulsdouw
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.