ECLI:NL:CRVB:2021:559
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. Appellante, die als internationaal vrachtwagenchauffeur werkte, had zich op 22 april 2013 ziek gemeld met rugklachten. Na een periode van arbeidsongeschiktheid ontving zij een loongerelateerde WGA-uitkering, die later werd omgezet in een loonaanvullingsuitkering. Het Uwv heeft op 9 augustus 2017 vastgesteld dat appellante met ingang van 10 oktober 2017 geen recht meer had op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd door appellante bestreden, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond, waarbij zij oordeelde dat het onderzoek van het Uwv zorgvuldig was en dat de medische belastbaarheid van appellante overtuigend was gemotiveerd.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij meer beperkingen had, vooral met betrekking tot zitten. Het Uwv verzocht om bevestiging van de eerdere uitspraak. De Raad oordeelde dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht had vastgesteld en dat de rechtbank op juiste wijze had geoordeeld over de medische belastbaarheid van appellante. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen, aangezien appellante geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die tot een andere conclusie konden leiden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.