ECLI:NL:CRVB:2021:612
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen boete opgelegd wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een boete van € 271,06 die hem was opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Haarlem wegens een schending van de inlichtingenverplichting. Het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de appellant de termijn voor het indienen van het bezwaar had overschreden. De appellant stelde dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat hij op het moment van de kennisgeving van de boete in het buitenland verbleef en niet in staat was om tijdig bezwaar te maken.
De Raad oordeelde dat de appellant niet voldoende feiten of omstandigheden had aangetoond die de termijnoverschrijding konden verontschuldigen. De Raad benadrukte dat het risico van een (langdurig) verblijf in het buitenland, zonder adequate maatregelen voor postafhandeling, in beginsel voor rekening van de appellant komt. De Raad concludeerde dat de appellant, ondanks zijn omstandigheden, niet had aangetoond dat hij niet in verzuim was geweest en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de beoordeling van termijnoverschrijdingen in bestuursrechtelijke procedures, vooral in situaties waarin betrokkenen zich in het buitenland bevinden.