ECLI:NL:CRVB:2021:616
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake herziening WAO-uitkering en toepassing van overgangsrecht TBA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 maart 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. Appellant ontving sinds 1984 een WAO-uitkering, die in de loop der jaren is herzien. Op 13 september 2015 meldde appellant een verslechtering van zijn gezondheid, waarna het Uwv de WAO-uitkering herzag. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarop hij in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de bepalingen van de WAO, zoals die golden voor de inwerkingtreding van de Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen (TBA), van toepassing blijven op appellant. De Raad concludeerde dat artikel 39a van de WAO niet van toepassing was, omdat er meer dan vijf jaar was verstreken sinds de laatste herziening van de uitkering. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv de uitkering correct had berekend en dat de wachttijd van 104 weken terecht was toegepast. De Raad oordeelde dat de argumenten van appellant niet konden leiden tot een andere uitkomst, en dat de berekeningen van het Uwv juist waren.