ECLI:NL:CRVB:2021:744
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag ouderdomspensioen AOW wegens gebrek aan duurzame band met Nederland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellante, geboren in 1942, had in 2007 een aanvraag ingediend voor een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) had deze aanvraag in 2018 afgewezen, omdat appellante nooit verzekerd was geweest voor de AOW. De Svb stelde dat appellante tussen 15 maart 1998 en 1 juli 1998 geen duurzame persoonlijke band met Nederland had en dus niet als ingezetene kon worden beschouwd. De rechtbank bevestigde deze afwijzing, wat leidde tot het hoger beroep.
Tijdens de zitting op 18 februari 2021 werd appellante vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. E. Ceylan, terwijl de Svb werd vertegenwoordigd door mr. S. Pinar. De Raad oordeelde dat appellante in de genoemde periode niet voldeed aan de voorwaarden voor AOW-verzekering. De Raad concludeerde dat de omstandigheden die appellante naar voren bracht, zoals het feit dat haar kinderen in Nederland wonen, niet voldoende waren om aan te tonen dat zij een duurzame band met Nederland had. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde de aanvraag om ouderdomspensioen terecht afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van een duurzame persoonlijke band met Nederland voor de AOW-verzekering en bevestigt dat de Svb terecht heeft geoordeeld dat appellante niet verzekerd was. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.