ECLI:NL:CRVB:2021:770

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
7 april 2021
Zaaknummer
19/828 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand en gevolgen van niet verschijnen na oproeping

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen. Betrokkene, die bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, heeft een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand, maar heeft niet voldaan aan de verzoeken om aanvullende informatie en is niet verschenen op de hoorzitting. Het college van burgemeester en wethouders van Heerlen heeft de aanvraag afgewezen, omdat betrokkene niet de benodigde gegevens heeft verstrekt en niet heeft meegewerkt aan het onderzoek. De rechtbank heeft het besluit van het college gedeeltelijk vernietigd, maar het college is in hoger beroep gegaan tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het college terecht de aanvraag heeft afgewezen, omdat betrokkene niet aan zijn medewerkingsverplichting heeft voldaan. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en het bestreden besluit in stand gelaten. De Raad benadrukt dat het aan de aanvrager is om de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die inwilliging van de aanvraag noodzakelijk maken, en dat het college niet enkel op basis van het aanvraagformulier het recht op bijstand kan vaststellen. Betrokkene heeft in alle fasen van de procedure niet meegewerkt, wat heeft geleid tot de conclusie dat het recht op bijzondere bijstand niet kon worden vastgesteld.

Uitspraak

19 828 PW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 16 maart 2021
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 13 februari 2019, 16/3121 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Heerlen (college)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Het college heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft onder meer per e-mailbericht een verweerschrift en nadien nog een nader stuk per e-mailbericht ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 februari 2021. Het college heeft zich, daartoe opgeroepen, laten vertegenwoordigen door mr. V.H.J.M. van den Heuvel. Betrokkene is, hoewel daartoe opgeroepen, niet verschenen en heeft ook niet via videobellen deelgenomen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Betrokkene ontvangt bijstand op grond van de Participatiewet (PW) die van 9 februari 2015 tot 1 mei 2016 was gebaseerd op zijn verblijf in de dag- en nachtopvang van de gemeente [gemeente] . Per 1 mei 2016 is betrokkene verhuisd naar de woning op het uitkeringsadres en heeft hij bijstand naar de norm voor een alleenstaande ontvangen.
1.2.
In verband met zijn verhuizing per 1 mei 2016 heeft betrokkene verscheidene aanvragen gedaan om bijzondere bijstand op grond van artikel 35 van de PW. Op 9 mei 2016 heeft betrokkene, voor zover hier van belang, een aanvraag gedaan voor bijzondere bijstand voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen á € 800,- (wasmachine en koelkast), inrichtingskosten á € 120,- (vloerbedekking 6 m2 en muurverf 80 m2) en kosten van de eigen bijdrage om duurzame gebruiksgoederen te kunnen betrekken van de Stichting Samen Delen á € 25,- (kosten Stichting Samen Delen).
1.3.
Bij brief van 11 mei 2016 heeft de consulent inkomen betrokkene meegedeeld dat eerder bij brief gevraagd is over aanvragen om bijzondere bijstand telefonisch contact op te nemen met een bepaalde medewerker van de gemeente, dat betrokkene dat nog niet gedaan heeft en dat de consulent inkomen niet over het telefoonnummer van betrokkene beschikt. Verder heeft de consulent inkomen bij die brief aan betrokkene meegedeeld dat nog gegevens ontbreken voor de beoordeling van de aanvraag. Betrokkene wordt onder meer gevraagd om vóór 18 mei 2016 een specificatie en omschrijving van de benodigde inrichtingskosten te verstrekken. Hierbij is verwezen naar een bijlage.
1.4.
Bij brief van 12 mei 2016 heeft de consulent inkomen betrokkene meegedeeld dat onderzocht wordt of betrokkene recht heeft op de op 9 mei 2016 aangevraagde bijzondere bijstand. Daarbij heeft de consulent inkomen vermeld dat bepaalde gegevens ontbreken, zoals, voor zover hier van belang, een plattegrond van de woning en een specificatie en omschrijving van de inrichtingskosten. Ook hierbij is verwezen naar een bijlage. Betrokkene is uitgenodigd voor een gesprek met de consulent inkomen op 18 mei 2016 om 09.00 uur, waarbij betrokkene er rekening mee moet houden dat dit onderzoek ongeveer twee uren kan duren.
1.5.
Betrokkene heeft de gevraagde gegevens niet verstrekt en is niet verschenen op 18 mei 2016.
1.6.
Bij brieven van 30 mei 2016 en 3 juni 2016 heeft de consulent inkomen geconstateerd dat betrokkene nog steeds geen telefonisch contact heeft opgenomen met de consulent inkomen en heeft de consulent inkomen betrokkene wederom gevraagd om middels een schriftelijke verklaring aan te geven welke inrichtingskosten hij nodig acht. Verder is hij opnieuw uitgenodigd voor een gesprek op respectievelijk 3 en 10 juni 2016.
1.7.
Betrokkene heeft de gevraagde gegevens niet verstrekt en is niet verschenen op 3 en 10 juni 2016.
1.8.
Bij besluit van 26 juli 2016 heeft het college de aanvraag van 9 mei 2016 afgewezen. Bij besluit van 16 september 2016 (bestreden besluit) – voor zover hier van belang – heeft het college het besluit van 26 juli 2016 na bezwaar gehandhaafd. Aan het bestreden besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat betrokkene, ondanks meerdere verzoeken daartoe, niet de gevraagde inlichtingen heeft verstrekt en niet heeft meegewerkt aan het onderzoek dat nodig is om het recht op bijzondere bijstand vast te stellen. Betrokkene was uitgenodigd voor de hoorzitting, maar is niet verschenen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, voor zover dit ziet op de aanvraag voor bijzondere bijstand en voor zover hier van belang voor duurzame gebruiksgoederen, inrichtingskosten en kosten Stichting Samen Delen en het college opgedragen in zoverre een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat betrokkene op de aanvraag duidelijk gespecificeerd heeft aangegeven voor welke zaken hij bijzondere bijstand nodig had.
3. In hoger beroep heeft het college zich op hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd voor zover het bestreden besluit is vernietigd en het college is opgedragen een nieuw besluit te nemen op bezwaar.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het gaat in dit geding om een afwijzing van een aanvraag om bijstand. Een aanvrager moet in het algemeen de feiten en omstandigheden aannemelijk maken die inwilliging van die aanvraag noodzakelijk maken. In dat kader dient de aanvrager de nodige duidelijkheid te verschaffen en volledige opening van zaken te geven. Vervolgens is het aan de bijstandverlenende instantie om in het kader van de onderzoeksplicht deze inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren. Indien de aanvrager niet aan de inlichtingen- of medewerkingsverplichting voldoet, is dit een grond voor weigering van de bijstand indien als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
4.2.1.
Het college heeft aangevoerd dat hij het recht op bijzondere bijstand voor de kosten voor duurzame gebruiksgoederen, inrichtingskosten en kosten Stichting Samen Delen niet enkel op basis van de gegevens op het aanvraagformulier kon vaststellen en dat nader onderzoek nodig was. Betrokkene heeft evenwel niet meegewerkt aan dat onderzoek, bedoeld om vast te stellen dat de kosten waarvoor hij bijzondere bijstand aanvraagt, zijn of worden gemaakt, waaruit deze kosten bestaan en dat deze kosten noodzakelijk zijn. Betrokkene heeft geen gehoor gegeven aan de verzoeken om op afspraken te komen en heeft de gevraagde gegevens niet verstrekt. Het recht op bijzondere bijstand kon daarom niet worden vastgesteld.
4.2.2.
Ter zitting heeft het college zijn werkwijze bij aanvragen om bijzondere bijstand als die van betrokkene voor inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen nader toegelicht. Bij de brieven van 11 en 12 mei 2016 is de noodzakelijkheids- of bestellijst als bijlage gevoegd die betrokkene diende in te vullen en mee te nemen naar het gesprek op 18 mei 2016. Aan de hand van die lijst zou, indien nog nodig, een huisbezoek worden afgelegd om te controleren of de woning van betrokkene al is geverfd, voorzien van vloerbedekking en voorzien van de gevraagde duurzame gebruiksgoederen en of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd noodzakelijk zijn. Voor het gesprek op 18 mei 2016 was daarom twee uur ingepland. Met de door betrokkene ingevulde noodzakelijkheids- of bestellijst, ondertekend door de consulent inkomen en betrokkene, kon betrokkene zich vervolgens wenden tot de kringloopwinkel van Stichting Samen Delen om de op de lijst vermelde duurzame gebruiksgoederen af te halen, indien voorradig.
4.3.
Uit de artikelen 8:27, 8:31 en 8:59 van de Algemene wet bestuursrecht volgt dat de bestuursrechter partijen kan oproepen om ter zitting te verschijnen om inlichtingen te verschaffen, dat partijen verplicht zijn om daaraan gevolg te geven en dat als zij dat niet doen de bestuursrechter uit dat niet verschijnen de gevolgtrekkingen kan maken die hem gerade voorkomen. Daarbij is bepaald dat partijen hierop in de oproep worden gewezen.
4.3.1.
Betrokkene is opgeroepen om ter zitting te verschijnen. In de oproeping is vermeld dat hij verplicht is om zelf te komen en de vragen te beantwoorden die de rechter stelt. In de bijbehorende brief zijn de door de rechter te bespreken onderwerpen vermeld. Verder staat er dat, als betrokkene hieraan niet voldoet, dat nadelige gevolgen kan hebben voor zijn zaak.
4.3.2.
Betrokkene heeft per e-mailbericht op 26 januari 2021 laten weten dat hij om medische redenen niet kan komen naar de zitting, maar hij heeft dit niet met stukken onderbouwd. Verder heeft betrokkene verklaard dat hij niet/nooit met Skype heeft gewerkt en dat hij telefonisch slecht te bereiken is in verband met een druk medisch programma en agenda-achterstand. De griffier van de Raad heeft betrokkene bij e-mailbericht van 27 januari 2021 er dringend op gewezen hulp te zoeken om mogelijk te maken dat hij via Skype wel kan deelnemen aan de zitting. Verder heeft de griffier gevraagd om het telefoonnummer en e-mailadres van betrokkene voor het leggen van een verbinding. Betrokkene heeft niet op dit bericht gereageerd.
4.3.3.
Betrokkene is niet verschenen ter zitting en heeft ook niet via videobellen (Skype) deelgenomen. Door het niet deelnemen via videobellen, terwijl vaststaat dat betrokkene in staat is om te e-mailen, en door niet een telefoonnummer te verstrekken, waardoor betrokkene ook niet telefonisch gehoord kon worden, heeft betrokkene verwijtbaar geen gevolg gegeven aan de oproeping.
4.3.4.
In dit geval worden daarom aan het niet verschijnen van betrokkene gevolgentrekkingen verbonden voor de feitenvaststelling. Betrokkene is niet verschenen in de aanvraagfase, niet op de hoorzitting in bezwaar en ook niet ter zitting van de rechtbank. Nu betrokkene ook niet is verschenen ter zitting van de Raad en niet heeft deelgenomen via videobellen of telefonisch horen, is betrokkene in alle fasen van deze procedure een gesprek met het college en later met de rechter uit de weg gegaan over de aanvraag en over de medewerking en inlichtingen die van zijn kant nodig waren. Het komt daarom voor zijn rekening dat betrokkene niet heeft kunnen betwisten wat het college reeds ter zitting van de rechtbank en ook in hoger beroep ter zitting naar voren heeft gebracht over de werkwijze van het college bij aanvragen zoals die van betrokkene en over het toezenden van de noodzakelijkheids- of bestellijst als bijlage bij de brieven van 11 en 12 mei 2016. De Raad zal daarom, mede omdat daarvoor ook aanknopingspunten zijn te vinden in de gedingstukken, zoals die noodzakelijkheids- en bestellijst en de lange duur van de geplande gesprekken, uitgaan van wat het college hierover ter zitting bij de Raad naar voren heeft gebracht.
4.4.
Uit 4.2.1 tot en met 4.3.4 volgt dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij het recht op bijzondere bijstand niet enkel op basis van de gegevens op het aanvraagformulier kon vaststellen, dat betrokkene niet heeft voldaan aan de op hem rustende medewerkings- en inlichtingenverplichting en dat, als gevolg daarvan, het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
4.5.
Uit 4.4 volgt dat het hoger beroep van het college slaagt. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd, voor zover aangevochten. De door de rechtbank uitgesproken gedeeltelijke vernietiging van het bestreden besluit met de opdracht om opnieuw te beslissen kan dus – voor zover aangevochten – gelet op wat in 4.4 is overwogen, niet in stand blijven. Daarom zal de Raad, doende wat de rechtbank zou behoren te doen, het bestreden besluit in zoverre in stand laten.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de aanvraag voor bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen, inrichtingskosten en kosten Stichting Samen Delen, is vernietigd en het college in zoverre is opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I Korte, in tegenwoordigheid van W.E.M. Maas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2021.
(getekend) O.L.H.I.W. Korte
(getekend) W.E.M. Maas