ECLI:NL:CRVB:2021:818

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 april 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
20/1158 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring bezwaar en buiten behandeling stelling aanvraag in sociale zekerheidsrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijk verklaring van een bezwaar en de buiten behandeling stelling van een aanvraag in het kader van de sociale zekerheid. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, waarbij haar bijstand per 1 maart 2019 was ingetrokken. Appellante stelde dat zij het intrekkingsbesluit niet had ontvangen en dat het college de verzending daarvan niet aannemelijk had gemaakt. De Raad oordeelde dat het bestuursorgaan in geval van toezending van een besluit moet aantonen dat het besluit op het juiste adres is aangeboden. Echter, in dit geval waren er contra-indicaties die erop wezen dat appellante het besluit wel had ontvangen, waaronder een gesprek dat zij had gehad met een medewerker van het college over de intrekking van de bijstand. Hierdoor werd aangenomen dat de verzending van het besluit aannemelijk was.

Daarnaast ging de zaak ook over de buiten behandeling stelling van een aanvraag van appellante. Het college had de aanvraag buiten behandeling gesteld omdat appellante niet alle benodigde gegevens had verstrekt. De Raad oordeelde dat het college appellante in de gelegenheid had gesteld om de aanvraag aan te vullen en dat appellante niet had aangetoond waarom de beslissing van het college onjuist was. Aangezien appellante niet ter zitting was verschenen om haar standpunt toe te lichten, werden de gronden van het hoger beroep verworpen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarbij de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar en de buiten behandeling stelling van de aanvraag werden gehandhaafd.

Uitspraak

20/1158 en 20/1159 PW-PV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 31 januari 2020, 19/2951 en 19/2950 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 6 april 2020
Zitting heeft: mr. P.W. van Straalen
Griffier: B. van Dijk
Appellante is niet verschenen.
Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.H.J. ten Hoope.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
In hoger beroep zijn twee bestreden besluiten aan de orde.
Het gaat in de eerste zaak om de niet-ontvankelijk verklaring van een bezwaar tegen een besluit van 7 maart 2019. Het college heeft bij dat besluit de bijstand van appellante per 1 maart 2019 ingetrokken. Appellante stelt het intrekkingsbesluit niet te hebben ontvangen en dat het college de verzending van dat besluit niet aannemelijk heeft gemaakt.
In geval van toezending van een besluit dient voor de vaststelling dat het besluit in werking is getreden, zowel de verzending als de aanbieding van de zending aan het juiste adres vast te staan, dan wel door het bestuursorgaan voldoende aannemelijk te zijn gemaakt. Contra-indicaties kunnen meebrengen dat moet worden geoordeeld dat het besluit wel moet zijn ontvangen, waarmee – zonder nader bewijs – ook de verzending aannemelijk is (CRVB 14 februari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:537). Uit de stukken blijkt dat appellante op 11 maart 2019 een gesprek heeft gehad met een medewerker van het college waarbij zij heeft gevraagd om teruggebeld te worden in verband met een vraag over de intrekking van de bijstand. Ook heeft appellante op 11 maart 2019 een aanvraag om bijstand ingediend. Daartoe bestond geen aanleiding als appellante niet wist dat de bijstand was ingetrokken. De Raad leidt hieruit af dat appellante het intrekkingsbesluit van 7 maart 2019 wel moet hebben ontvangen. De verzending behoeft gelet daarop geen bespreking.
Dit betekent dat de gronden tegen de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar niet slagen.
De tweede zaak betreft de buiten behandeling stelling van een aanvraag.
Het college kan een aanvraag buiten behandeling stellen indien de verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag mits de aanvrager in de gelegenheid is gesteld de aanvraag binnen een door het college gestelde termijn aan te vullen.
Het college heeft appellante, nadat zij niet alle van belang zijnde bankafschriften had verstrekt, in de gelegenheid gesteld de aanvraag aan te vullen. Niet duidelijk is waarom, zoals appellante stelt, het college dat telefonisch had moeten doen.
De Raad heeft appellante voorts verzocht om aan te geven waarom de aangevallen uitspraak wat betreft het buiten behandeling stellen van de aanvraag niet juist is. Appellante heeft daarop niet duidelijk gemaakt waarom dat het geval is. Ook is zij niet ter zitting verschenen om hierop een toelichting te geven. Het voorgaande betekent dat het hoger beroep ook niet slaagt voor zover dat ziet op het buiten behandeling stellen van de aanvraag.
Omdat de gronden niet slagen, zal de aangevallen uitspraak worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de kosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) B. van Dijk (getekend) P.W. van Straalen