Uitspraak
18.2181 WIA
OVERWEGINGEN
14 december 2015. Een arbeidsdeskundige van het Uwv heeft functies geselecteerd en op basis van die selectie de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 0%.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, die zich op 11 januari 2010 ziek meldde met lichamelijke en psychische klachten, had een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar het Uwv beëindigde deze uitkering per 7 maart 2016, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar gezondheid was verslechterd, wat aanleiding gaf tot een herbeoordeling van haar belastbaarheid.
De rechtbank had in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de vastgestelde belastbaarheid van appellante, zoals vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 14 december 2015, niet ter discussie stond. De Centrale Raad onderschreef deze overwegingen en concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv. De rapporten van de verzekeringsartsen waren voldoende gemotiveerd en de door appellante ingebrachte medische bezwaren werden weerlegd.
De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had aangetoond dat de functies die aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellante. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een deskundigenonderzoek, omdat de medische beoordeling van het Uwv niet ter discussie stond. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en ondertekend door de voorzitter en de griffier.