ECLI:NL:CRVB:2021:859
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering onverschuldigd betaalde toeslag wegens schending inlichtingenverplichting door appellante met betrekking tot hondenfokkerij
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van onverschuldigd betaalde toeslag aan appellante, die haar inlichtingenverplichting heeft geschonden. Appellante ontving een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) van het Uwv, maar heeft inkomsten uit een hondenfokkerij niet gemeld. Na een melding van fraude heeft het Uwv een onderzoek ingesteld, waaruit bleek dat appellante in de jaren 2011 tot en met 2016 inkomsten had uit het fokken en verkopen van puppy’s, die zij niet had opgegeven. Het Uwv heeft daarop de toeslag beëindigd en de onterecht betaalde bedragen teruggevorderd, wat appellante in beroep aanvecht.
De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelt dat appellante de op haar rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden, omdat zij de inkomsten uit de hondenfokkerij niet heeft gemeld. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en stelt vast dat de inkomsten relevant zijn voor het recht op toeslag. Appellante's argument dat de hondenkennel geen onderneming is en dat zij geen belastbaar inkomen heeft genoten, wordt verworpen. De Raad concludeert dat het Uwv terecht de toeslag heeft herzien en het bedrag van € 46.322,04 heeft teruggevorderd.
De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de inlichtingenverplichting door uitkeringsgerechtigden en bevestigt dat het risico van het ontbreken van een boekhouding bij appellante ligt. De Raad bevestigt dat het Uwv een schatting van de inkomsten heeft mogen maken, gezien het ontbreken van adequate informatie van appellante. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 16 april 2021.