Uitspraak
Griffier: E.M. Welling
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 april 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van verzoeker, die in verzet ging tegen een eerdere uitspraak van de Raad. Verzoeker had een verzoek om herziening ingediend tegen een uitspraak van 22 mei 2020, waarin zijn verzoek om herziening niet-ontvankelijk was verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. In het verzetschrift heeft verzoeker aangegeven dat hij het griffierecht wel heeft betaald, maar hij heeft geen bewijsstukken overlegd ter onderbouwing van deze claim. De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht niet is ontvangen en dat verzoeker geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat hij niet in verzuim is geweest. De Centrale Raad van Beroep heeft het verzet ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer, waarbij de griffier E.M. Welling aanwezig was. Ter zitting is niemand verschenen, wat de procedure verder heeft beïnvloed.