ECLI:NL:CRVB:2021:95
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van een vrachtwagenchauffeur in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die in geschil is over de vaststelling van haar arbeidsongeschiktheid door het Uwv. Appellante, die als vrachtwagenchauffeur werkte, had zich op 14 augustus 2007 ziek gemeld en ontving een loongerelateerde WGA-uitkering. Na een herbeoordeling door een verzekeringsarts, die haar belastbaarheid vaststelde, heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid op 41,30% vastgesteld. Appellante betwistte deze vaststelling, met name de eis dat zij moest onderbouwen dat zij geen MBO-4 diploma elektrotechniek had, wat volgens het Uwv vereist was voor de functie van tekenaar, constructeur (elektrisch). De rechtbank had eerder het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. In hoger beroep heeft appellante opnieuw aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte haar argumenten over de opleidingseis en het samenwerken niet heeft gehonoreerd. De Raad oordeelde dat appellante niet voldoende had onderbouwd dat zij niet over het vereiste diploma beschikte en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de functie passend was. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.