ECLI:NL:CRVB:2021:978
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen schorsing Wajong-uitkering wegens verblijf in het buitenland
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1984, hoger beroep ingesteld tegen de schorsing van haar Wajong-uitkering door het Uwv. De schorsing vond plaats op 1 september 2017, nadat het Uwv had vastgesteld dat appellante niet bereikbaar was op de doorgegeven adressen en vermoedelijk in Suriname verbleef. Appellante had in mei 2017 aan het Uwv doorgegeven dat zij geen vaste woonplaats meer had, maar dit weerhield het Uwv er niet van om haar uitkering te schorsen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv terecht de uitbetaling heeft geschorst, omdat er geen duidelijkheid bestond over het verblijfadres van appellante en er een gegrond vermoeden was dat zij in het buitenland verbleef, wat haar recht op uitkering beïnvloedde. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De Raad oordeelt dat het Uwv de Wajong-uitkering niet heeft beëindigd, maar geschorst, en dat appellante na haar terugkeer uit Suriname weer recht had op uitbetaling. De Raad veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante, die in totaal € 3.204,- bedragen.