ECLI:NL:CRVB:2022:1064

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
20/2530 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv in bezwaar

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Haarlem van 22 juni 2020. Het Uwv had op 7 december 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Hierdoor heeft appellant op 11 januari 2022 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling voor de kosten die hij had gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten wanneer het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van appellant moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 4.061,07. Dit bedrag is opgebouwd uit kosten voor verleende rechtsbijstand en kosten voor de werkzaamheden van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige.

De uitspraak benadrukt de mogelijkheid voor appellanten om proceskosten te vorderen wanneer zij in het gelijk worden gesteld door een bestuursorgaan. De kosten voor de werkzaamheden van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige zijn gedeeltelijk toegewezen, terwijl administratiekosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.

Uitspraak

20 2530 WIA

Datum uitspraak: 11 mei 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van
22 juni 2020, 19/5330 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. A.L.M. Vreeswijk, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 7 december 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 11 januari 2022 heeft de gemachtigde het hoger beroep ingetrokken en
gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft bericht geen gebruik te maken van de gelegenheid om een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is
het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld.
Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), begroot op € 1.518,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 759,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift) voor verleende rechtsbijstand.
Met betrekking tot de vordering van de kosten van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige verbonden aan het Expertise Instituut komen deze kosten gedeeltelijk voor toewijzing in aanmerking. De in de factuur van het Expertise Instituut opgenomen administratiekosten (€ 100,56, exclusief omzetbelasting) komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat artikel 1 van het Bpb niet in deze kosten voorziet. De kosten voor de werkzaamheden van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige, in totaal € 1.784,07 (inclusief omzetbelasting), komen voor vergoeding in aanmerking.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 4.061,07.
Deze uitspraak is gedaan door E. Dijt, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2022.
(getekend) E. Dijt
(getekend) M.D.F. de Moor