ECLI:NL:CRVB:2022:1064
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv in bezwaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Haarlem van 22 juni 2020. Het Uwv had op 7 december 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Hierdoor heeft appellant op 11 januari 2022 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling voor de kosten die hij had gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten wanneer het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van appellant moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 4.061,07. Dit bedrag is opgebouwd uit kosten voor verleende rechtsbijstand en kosten voor de werkzaamheden van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige.
De uitspraak benadrukt de mogelijkheid voor appellanten om proceskosten te vorderen wanneer zij in het gelijk worden gesteld door een bestuursorgaan. De kosten voor de werkzaamheden van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige zijn gedeeltelijk toegewezen, terwijl administratiekosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.