ECLI:NL:CRVB:2022:1136
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die zich op 6 november 2017 ziek meldde met rug- en psychische klachten, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze uitkering, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
De Centrale Raad oordeelde dat het Uwv voldoende medische en arbeidskundige grondslagen had voor de weigering van de WIA-uitkering. De Raad bevestigde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellante. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de artsen van het Uwv voldoende rekening hadden gehouden met de medische situatie van appellante en dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies medisch passend waren.
Appellante herhaalde in hoger beroep haar standpunt dat onvoldoende rekening was gehouden met haar beperkingen, maar de Raad oordeelde dat de eerder ingediende medische informatie geen aanleiding gaf om het eerdere oordeel te wijzigen. De Centrale Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af, zonder veroordeling in de proceskosten.