ECLI:NL:CRVB:2022:1202

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
21/3004 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening dagbesteding op basis van medische grondslag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Overijssel. Appellante, geboren in 1958, heeft een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening bestaande uit dagbesteding op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Het college van burgemeester en wethouders van Almelo heeft deze aanvraag op 24 juni 2019 afgewezen, en dit besluit werd later in bezwaar door het college bevestigd. De medisch adviseur concludeerde dat de aangeboden dagbesteding van twee dagdelen per week voldoende was en dat appellante gebruik kon maken van een algemene voorziening, het Huiskamerproject.

De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de medisch adviseur voldoende had gemotiveerd dat de dagbesteding in het Huiskamerproject passend was voor appellante. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het medisch advies tegenstrijdigheden bevatte en dat de conclusies onvoldoende onderbouwd waren. De Raad heeft echter geoordeeld dat het college het bestreden besluit mocht baseren op de conclusies van de medisch adviseur en dat appellante geen medische informatie heeft overgelegd die de juistheid van deze conclusies in twijfel zou trekken.

De Raad heeft de argumenten van appellante niet gevolgd en bevestigd dat de dagbesteding in het Huiskamerproject voldoende was voor haar situatie. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 1 juni 2022.

Uitspraak

21.3004 WMO15

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
14 juli 2021, 20/1279 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Almelo (college)
Datum uitspraak: 1 juni 2022
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R. Kaya, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2022. Namens appellante is verschenen mr. Kaya. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.V. Abdoel.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante, geboren in 1958, is bekend met objectiveerbare aandoeningen van het bewegingsapparaat en de psyche. Appellante heeft op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 onder meer een aanvraag gedaan voor een maatwerkvoorziening bestaande uit dagbesteding. Bij besluit van 24 juni 2019 heeft het college, voor zover van belang, de aanvraag afgewezen.
1.2.
Bij beslissing op bezwaar van 29 mei 2020 (bestreden besluit) heeft het college, voor zover van belang, het bezwaar tegen het besluit van 24 juni 2019 ongegrond verklaard. Het college heeft zich, onder verwijzing naar het medisch advies van 14 april 2020, op het standpunt gesteld dat dagbesteding noodzakelijk is. Inzet van twee dagdelen per week dagbesteding, verspreid over de week, is voldoende om aanvullende contacten op te doen en te onderhouden. Appellante kan hiervoor gebruikmaken van een algemene voorziening, het Huiskamerproject van [naam ].
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft, kort samengevat, overwogen dat de medisch adviseur met de nadere toelichting van 8 oktober 2020 in beroep inzichtelijk heeft gemotiveerd dat een algemene voorziening in de vorm van het Huiskamerproject voor appellante passend is. De medisch adviseur heeft uitgelegd dat begeleiding en behandeling door een psychiater nodig zijn om de psychische klachten (herbelevingen) van appellante te verminderen en/of te leren hoe hiermee om te gaan. Begeleiding en behandeling kan alleen in een psychiatrische setting worden geboden en niet tijdens de dagbesteding. Dit vormt daarom geen reden om gediplomeerde zorgverleners in te zetten tijdens een vorm van dagbesteding. Volgens de medisch adviseur heeft appellante een veilige en vertrouwenwekkende omgeving nodig, waarin gezelligheid en aansprekende activiteiten worden geboden en mensen aanwezig zijn die dezelfde taal spreken als appellante. Op basis van informatie van 24 september 2020 van een ouderenadviseur van het Huiskamerproject heeft de rechtbank overwogen dat de dagbesteding die in het Huiskamerproject wordt geboden aansluit op de hulpvraag van appellante en dat de beperkingen van appellante daarmee voldoende worden gecompenseerd. Niet gebleken is dat appellante geen gebruik zou kunnen maken van het Huiskamerproject.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft aangevoerd dat het medisch advies tegenstrijdigheden bevat en dat de conclusies onvoldoende zijn onderbouwd. Appellante vindt het onbegrijpelijk dat de medisch adviseur enerzijds heeft toegelicht dat appellante tijdens de dagbesteding begeleiding nodig heeft, en anderzijds heeft betoogd dat geschoold personeel geen invloed heeft op de begeleiding. Het Huiskamerproject betreft in de situatie van appellante geen volwaardig alternatief, omdat het een vrijblijvend karakter heeft, waarbij de vrijwilligers geen opleiding hebben genoten en geen zorginhoudelijke begeleiding kunnen bieden. Appellante heeft zich op het standpunt gesteld dat zij wegens haar lichamelijke en psychische problematiek ter voorkoming van een sociaal isolement, vier dagdelen per week is aangewezen op dagbesteding met geschoold personeel, waarbij zij in contact komt met gelijkgestemden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het college het bestreden besluit mocht baseren op de conclusies van de medisch adviseur. De medisch adviseur heeft de medische problematiek van appellante in kaart gebracht en vastgesteld dat appellante beperkt is in haar persoonlijk en sociaal functioneren. Volgens de medisch adviseur is appellante hierdoor aangewezen op een veilige en vertrouwenwekkende omgeving, waarin ondersteuning wordt geboden bij het naar boven halen van haar eigen kracht, zodat zij weer grip en regie krijgt op haar leven. Daarbij is van belang dat aan appellante gezelligheid en aansprekende activiteiten worden geboden en dat zij in aanraking komt met mensen die dezelfde taal spreken. De medisch adviseur heeft geconcludeerd dat een dergelijke omgeving binnen het Huiskamerproject kan worden geboden. De medisch adviseur heeft met de nadere toelichting in beroep afdoende gemotiveerd dat appellante daarbij niet is aangewezen op gediplomeerde zorgverleners. Appellante heeft geen (medische) informatie overgelegd op grond waarvan twijfel zou kunnen ontstaan over de juistheid van deze conclusie door de medisch adviseur. Evenmin heeft appellante met medische stukken onderbouwd dat de vastgestelde omvang van de dagbesteding gedurende twee dagdelen per week niet toereikend zou zijn.
4.2.
Met de rechtbank is de Raad verder van oordeel dat het college op inzichtelijke wijze heeft gemotiveerd dat tijdens de bijeenkomsten op diverse locaties van het Huiskamerproject gedurende meerdere dagdelen per week Armeens wordt gesproken. Tijdens deze bijeenkomsten wordt er koffie gedronken en geluncht, worden verhalen gedeeld en – in overleg met de aanwezigen – worden verschillende activiteiten ondernomen. Dat appellante wegens medische redenen zou zijn aangewezen op een groep met gelijkgestemden en op een vaste samenstelling van deelnemers en medewerkers heeft zij niet met medische gegevens aannemelijk gemaakt. De Raad volgt appellante derhalve niet in haar betoog dat zij voor dagbesteding geen gebruik kan maken van een algemene voorziening, het Huiskamerproject van [naam ].
4.3.
Uit wat is overwogen onder 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van S.N. de Groot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2022.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) S.N.de Groot