ECLI:NL:CRVB:2022:1264
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) en beoordeling van de zelfredzaamheid van appellant met verstandelijke handicap en PDD-NOS
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een afwijzing van een aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ. Appellant, geboren in 1997 en bekend met een verstandelijke handicap en PDD-NOS, had zijn vader en curator gemachtigd om namens hem hoger beroep in te stellen tegen de afwijzing van zijn zorgaanvraag. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het CIZ het bestreden besluit, waarin werd geconcludeerd dat er geen blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid was, op goede gronden had genomen, gebaseerd op medische adviezen.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Appellant heeft aangevoerd dat hij door zijn verstandelijke handicap en psychische stoornis geen ontwikkelings- en behandelmogelijkheden heeft en dat hij zeer beperkt leerbaar is. Hij heeft verwezen naar psychologisch onderzoek en andere informatie ter ondersteuning van zijn standpunt. De Raad heeft echter geoordeeld dat het CIZ terecht heeft geconcludeerd dat er geen blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg is, en dat appellant onder professionele begeleiding wel degelijk leermogelijkheden heeft.
De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en bevestigd dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank Gelderland is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van S.N. de Groot als griffier.