ECLI:NL:CRVB:2022:1285
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen het Uwv na intrekking van het beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een proceskostenveroordeling na de intrekking van het hoger beroep door appellant, die werd vertegenwoordigd door mr. E. van de Burgwal. De intrekking volgde op een gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uwv, gedateerd 21 december 2021, waarbij het Uwv grotendeels tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant.
De Raad heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De kosten die appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar zijn eerder vergoed door het Uwv. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv ook de kosten van het beroep en het hoger beroep moet vergoeden, omdat appellant redelijkerwijs kosten heeft moeten maken.
De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 2.656,50, bestaande uit € 1.518,- voor de kosten in beroep en € 1.138,50 voor de kosten in hoger beroep. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter F.M. Rijnbeek en griffier H. Alajai.