ECLI:NL:CRVB:2022:1285

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
19/3139 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen het Uwv na intrekking van het beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een proceskostenveroordeling na de intrekking van het hoger beroep door appellant, die werd vertegenwoordigd door mr. E. van de Burgwal. De intrekking volgde op een gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uwv, gedateerd 21 december 2021, waarbij het Uwv grotendeels tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant.

De Raad heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De kosten die appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar zijn eerder vergoed door het Uwv. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv ook de kosten van het beroep en het hoger beroep moet vergoeden, omdat appellant redelijkerwijs kosten heeft moeten maken.

De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 2.656,50, bestaande uit € 1.518,- voor de kosten in beroep en € 1.138,50 voor de kosten in hoger beroep. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter F.M. Rijnbeek en griffier H. Alajai.

Uitspraak

Datum uitspraak: 8 juni 2022
19/3139, 19/3140 en 21/957 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
6 juni 2019, 18/3291, 18/3292 en 18/3293 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. E. van de Burgwal, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 21 december 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 19 januari 2022 heeft mr. van de Burgwal namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft met een brief van 3 maart 2022 laten weten zich te refereren aan het oordeel van de Raad.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 21 december 2022 grotendeels aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen.
De kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar heeft gemaakt, zijn door het Uwv bij besluit van 18 juli 2018 vergoed.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.518,- in beroep (1 punt voor het indien van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 1.138,50 in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 0,5 punt voor de schriftelijke zienwijze). In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 2.656,50.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.656,50.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2022.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) H. Alajai
GdJ