ECLI:NL:CRVB:2022:1288

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
21/1847 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, vertegenwoordigd door mr. M.J.G. Schroeder, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 april 2021. Op 26 augustus 2021 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Hierdoor heeft appellant op 2 november 2021 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding.

De Raad heeft vastgesteld dat, volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in dit geval in de proceskosten van appellant moet worden veroordeeld. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 3.362,38, inclusief kosten voor rechtsbijstand in bezwaar, beroep en hoger beroep, alsook reiskosten.

De uitspraak benadrukt de mogelijkheid voor appellanten om proceskosten te vorderen wanneer zij in het gelijk worden gesteld door een bestuursorgaan, en bevestigt de toepassing van de relevante artikelen uit de Awb. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de betrokken rechters.

Uitspraak

Datum uitspraak: 8 juni 2022
21/1847 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
16 april 2021, 20/2926 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.J.G. Schroeder, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 26 augustus 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 2 november 2021 heeft mr. Schroeder namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft in een brief van 23 februari 2021 laten weten geen bezwaar te hebben tegen de door appellant gevraagde proceskostenveroordeling.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 26 augustus 2021 volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskostenvergoeding voor de aan appellant in bezwaar, beroep en hoger beroep verleende rechtsbijstand wordt, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.082,- in bezwaar (1 punt voor het indienen van het (aanvullend) bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting), € 1.518,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 759,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift). Daarnaast wordt de door appellant in het door de Raad op 13 februari 2022 ontvangen proceskostenformulier gevraagde vergoeding voor reiskosten in eerste aanleg toegekend tot het in het formulier genoemde bedrag van € 3,38. In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 3.362,38
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 3.362,38.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2022.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) H. Alajai
GdJ