ECLI:NL:CRVB:2022:1292
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na verkeersongeval en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die na een verkeersongeval op 17 november 2016 arbeidsongeschikt raakte. Appellante had op 14 augustus 2018 een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapporten van 28 juli 2021 en 12 januari 2022 gemotiveerd dat de medische gegevens die appellante in hoger beroep heeft overgelegd, geen aanleiding geven voor een ander oordeel. De rechtbank Noord-Nederland had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak.
De Centrale Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische situatie van appellante zorgvuldig had beoordeeld. Appellante had geen objectieve medische informatie ingebracht die haar claim van ernstiger gezondheidsproblemen onderbouwde. De rechtbank concludeerde dat de vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) adequaat waren en dat appellante in staat was haar eigen werk te verrichten. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep alle relevante informatie had meegenomen in zijn beoordeling en dat er geen reden was om aan de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid te twijfelen.
Het verzoek van appellante om inschakeling van een onafhankelijk deskundige werd afgewezen, omdat er geen twijfel bestond over de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid. De Centrale Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde.