ECLI:NL:CRVB:2022:1308

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
21/3292 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van hoger beroep en proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaken

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummers 21/3292 WW en 21/3299 ZW. De appellant, vertegenwoordigd door mr. L. de Widt, had hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Op 30 november 2021 had het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop de appellant zijn hoger beroep heeft ingetrokken. De appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. Het Uwv ging akkoord met de proceskostenveroordeling in de zaak 21/3299 ZW, maar niet in de zaak 21/3292 WW, omdat het bestreden besluit in die zaak niet was gewijzigd.

De Raad heeft in zijn overwegingen artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, dat bepaalt dat als het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten kan worden veroordeeld. In de zaak 21/3292 WW oordeelde de Raad dat het Uwv niet aan de appellant tegemoet was gekomen, omdat het bestreden besluit niet was gewijzigd. Daarom werd het verzoek om proceskostenveroordeling in deze zaak afgewezen.

In de zaak 21/3299 ZW oordeelde de Raad dat het Uwv de gemaakte kosten in bezwaar had vergoed en dat de Raad het Uwv moest veroordelen in de kosten die de appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs had moeten maken. De proceskosten werden begroot op € 2.277,-, bestaande uit kosten in beroep en hoger beroep. De uitspraak werd openbaar gedaan op 8 juni 2022 door F.M. Rijnbeek, met H. Alajai als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 8 juni 2022
21/3292 WW en 21/3299 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
21 juli 2021, 20/1648 en 20/1819 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. L. de Widt, advocaat, hoger beroepen ingesteld.
Het Uwv heeft op 30 november 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 4 januari 2022 heeft mr. de Widt namens appellant de hoger beroepen ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten
Het Uwv heeft bij brief van 17 februari 2022 laten weten akkoord te gaan met een veroordeling in de proceskosten in de zaak met nummer 21/3299 ZW met dien verstande dat de proceskosten in bezwaar reeds zijn vergoed. Het Uwv heeft in voormelde brief verder laten weten niet akkoord te gaan met een veroordeling in de proceskosten in de zaak met nummer 21/3292 WW omdat het bestreden besluit in die zaak niet is gewijzigd.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant zijn de hoger beroepen ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 30 november 2021 aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.

21.3292 WW

Het Uwv heeft met de beslissing op bezwaar van 30 november 2021 het in de WW-zaak bestreden besluit niet gewijzigd en is dus in deze zaak niet aan appellant tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb. De Raad is dan ook van oordeel dat het verzoek om proceskostenveroordeling in deze zaak dient te worden afgewezen.

21.3299 ZW

Aangezien het Uwv de gemaakte kosten in bezwaar heeft vergoed, moet de Raad alleen nog oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.518,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 759,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift). In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 2.277,-.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.277,-.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2022.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) H. Alajai
GdJ