ECLI:NL:CRVB:2022:1324

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
22 juni 2022
Zaaknummer
18/5600 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv in bezwaar

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Het hoger beroep is ingetrokken omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 21 december 2021 volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in deze zaak.

De procedure begon met een hoger beroep dat door mr. L.M. Seriese namens appellante werd ingesteld. Tijdens de zitting op 20 november 2020 was appellante vertegenwoordigd door mr. L. Goudkade, terwijl het Uwv en de ex-werkgever, Stichting [naam stichting], niet aanwezig waren. Na het heropenen van het onderzoek en het benoemen van een deskundige, heeft deze op 26 mei 2021 een rapport uitgebracht.

Na de gewijzigde beslissing op bezwaar heeft mr. N.M. de Graaf, als opvolgend gemachtigde, het hoger beroep op 21 januari 2022 ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding. De Raad heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en de zaak gesloten. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld, die zijn vastgesteld op € 2.656,50.

De uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op 21 juni 2022.

Uitspraak

Datum uitspraak: 21 juni 2022
18/5600 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
25 september 2018, 17/4273 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Stichting [naam stichting] (ex-werkgever)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. L.M. Seriese hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 november 2020.
Appellante is bijgestaan door mr. L. Goudkade, als opvolgend gemachtigde, beiden verschenen via videobellen. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
Stichting [naam stichting] , is niet verschenen.
De Raad heeft het onderzoek heropend en een deskundige benoemd. De deskundige heeft op
26 mei 2021 een rapport uitgebracht.
Het Uwv heeft op 21 december 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 21 januari 2022 heeft mr. N.M. de Graaf, als opvolgend gemachtigde, namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 21 december 2021 volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 2.656,50 in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 1,5 punt voor de schriftelijke zienwijzen en 1 punt voor het verschijnen ter zitting). In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 2.656,50.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht in hoger beroep kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 2656,50.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2022.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) H. Alajai
GdJ