ECLI:NL:CRVB:2022:1354
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor stookkosten op basis van geen aantoonbare meerkosten
In deze zaak heeft appellante, die sinds 31 juli 2014 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand in de vorm van warmtetoeslag. Deze aanvraag werd gedaan op 28 augustus 2020, onderbouwd met de jaarafrekening van haar energieleverancier. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat er geen aantoonbare meerkosten waren vastgesteld. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld in hoger beroep na een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep tegen de afwijzing ongegrond verklaarde.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat stookkosten tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en dat deze in beginsel uit het inkomen op bijstandsniveau moeten worden voldaan. Bijzondere bijstand kan alleen worden verleend als er sprake is van noodzakelijke meerkosten die de normale stookkosten overstijgen. In dit geval bleek uit de jaarafrekening dat het gasverbruik van appellante niet hoger was dan het gemiddelde voor een tussenwoning, waardoor de Raad oordeelde dat er geen recht op bijzondere bijstand bestond.
De Raad heeft de beroepsgrond van appellante, dat het college in haar bijzondere omstandigheden aanleiding had moeten zien om bijzondere bijstand toe te kennen, verworpen. De Raad bevestigde dat de kosten waarvoor bijzondere bijstand werd aangevraagd, tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en uit het eigen inkomen of vermogen moeten worden voldaan. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.