ECLI:NL:CRVB:2022:1361
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 april 2019. Echter, bij brief van 23 november 2021 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken. Namens de betrokkene, die in deze procedure betrokken was, heeft mr. J.M.A.P. van Pul verzocht om appellant te veroordelen in de proceskosten. Appellant heeft geen verweerschrift ingediend, en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar uitspraak van 16 juni 2022 geoordeeld dat, op grond van artikel 8:118, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten bij intrekking van het hoger beroep. De Raad heeft vastgesteld dat de kosten die de betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep, begroot worden op € 1.138,50 voor verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 juni 2022. De Centrale Raad van Beroep heeft appellant veroordeeld in de kosten van betrokkene tot het genoemde bedrag.