ECLI:NL:CRVB:2022:1362
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juni 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 21/4061 PW. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet is betaald. Appellant had eerder een brief ontvangen waarin hij werd gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht van € 134,-, met de instructie dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na verzending van de brief op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven. Ondanks herhaalde aanmaningen, waaronder een aangetekende brief, is het griffierecht niet tijdig voldaan. De Raad heeft vastgesteld dat er geen reden is om aan te nemen dat appellant niet in verzuim is geweest. Hierdoor kon het hoger beroep niet inhoudelijk worden behandeld.
De uitspraak is gedaan door A.M. Overbeeke, met E. Blijleven-de Vries als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak schriftelijk verzet te doen. De Centrale Raad van Beroep heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, aangezien er geen aanleiding voor was. Deze uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten in het bestuursrechtelijke proces.