ECLI:NL:CRVB:2022:1363

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
21/2314 ANW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake nabestaandenuitkering ANW na overlijden echtgenoot zonder verzekering

In deze zaak heeft appellante op 9 mei 2017 een nabestaandenuitkering aangevraagd op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) na het overlijden van haar echtgenoot in 2011. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft in een besluit van 30 mei 2017 meegedeeld dat appellante niet in aanmerking komt voor de uitkering, omdat haar echtgenoot op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Dit besluit werd later door de Svb ingetrokken, maar het bezwaar van appellante werd ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep tegen het besluit van de Svb niet-ontvankelijk verklaard en het bestreden besluit ongegrond verklaard, met de conclusie dat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW, noch op basis van de Marokkaanse wetgeving.

In hoger beroep heeft appellante verzocht om een positief besluit, verwijzend naar haar slechte financiële situatie en de noodzaak voor medische verzorging. De Svb heeft gepleit voor bevestiging van de eerdere uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, met de overweging dat er geen geschil bestaat over het feit dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet in Nederland woonde of werkte, en dus niet verzekerd was op grond van artikel 13 van de ANW. Het recht op AOW-pensioen van de echtgenoot op het moment van overlijden leidt niet tot een verzekering voor de ANW. Ook was er geen vrijwillige verzekering van toepassing, en de gegevens van de Caisse Nationale de Sécurité Sociale bevestigen dat hij niet verzekerd was onder de Marokkaanse wetgeving. De Centrale Raad van Beroep concludeert dat de financiële situatie van appellante geen aanleiding geeft voor een uitkering in strijd met de wet.

Uitspraak

21.2314 ANW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 april 2021, 17/7252 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 2 juni 2022
Zitting heeft: A. van Gijzen
Griffier: E.P.J.M. Claerhoudt
Appellante is niet verschenen. Voor de Svb heeft drs. W. van den Berg deelgenomen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Appellante heeft op 9 mei 2017 een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd wegens het overlijden van haar echtgenoot op [datum van overlijden] 2011. Met een besluit van 30 mei 2017 heeft de Svb appellante laten weten dat zij niet in aanmerking komt voor een nabestaandenuitkering omdat haar echtgenoot, op de dag van zijn overlijden, niet verzekerd was voor de ANW. In een beslissing van 10 november 2017 heeft de Svb het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Tijdens de procedure bij de rechtbank heeft de Svb dit besluit ingetrokken bij besluit van 1 februari 2018 (bestreden besluit) en bepaald dat het bezwaar wel ontvankelijk is, maar ongegrond.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 10 november 2017 niet-ontvankelijk verklaard en tegen het bestreden besluit ongegrond. Volgens de rechtbank heeft de Svb op juiste gronden vastgesteld dat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet, verplicht of vrijwillig, verzekerd was voor de ANW. Ook was hij niet verzekerd op grond van Marokkaanse wetgeving, zodat appellante evenmin op grond van artikel 13a, aanhef en onder a, van de ANW in combinatie met artikel 22, eerste lid, van het Algemeen verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (NMV) recht heeft op een nabestaandenuitkering.
3. In hoger beroep verzoekt appellante een positief besluit te nemen omdat haar financiële situatie slecht is en zij geld nodig heeft voor medische verzorging en haar gezin. De Svb pleit voor een bevestiging van de aangevallen uitspraak.
4.1.
Het hoger beroep van appellante slaagt niet. Tussen partijen is niet in geschil dat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet meer in Nederland woonde of werkte. Hij was daarom op dat moment niet verzekerd op grond van artikel 13 van de ANW. Het feit dat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden recht had op een AOW-pensioen brengt niet mee dat hij op dat moment verzekerd was voor de ANW.
4.2.
Verder is niet in geschil dat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet vrijwillig verzekerd was voor de ANW, als bedoeld in artikel 63 en 63a van de ANW.
4.3.
Op grond van gegevens van de Caisse Nationale de Sécurité Sociale staat eveneens vast dat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was ingevolge de Marokkaanse wetgeving, zodat ook op grond van artikel 13a van de ANW in combinatie met artikel 22 van het NMV geen aanspraak op een nabestaandenuitkering bestaat.
4.4.
De moeilijke financiële situatie van appellante leidt niet tot een verplichting van de Svb om appellante in weerwil van genoemde bepalingen van de ANW een nabestaandenuitkering toe te kennen.
5. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) E.P.J.M. Claerhoudt (getekend) A. van Gijzen