ECLI:NL:CRVB:2022:1363
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake nabestaandenuitkering ANW na overlijden echtgenoot zonder verzekering
In deze zaak heeft appellante op 9 mei 2017 een nabestaandenuitkering aangevraagd op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) na het overlijden van haar echtgenoot in 2011. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft in een besluit van 30 mei 2017 meegedeeld dat appellante niet in aanmerking komt voor de uitkering, omdat haar echtgenoot op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Dit besluit werd later door de Svb ingetrokken, maar het bezwaar van appellante werd ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep tegen het besluit van de Svb niet-ontvankelijk verklaard en het bestreden besluit ongegrond verklaard, met de conclusie dat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW, noch op basis van de Marokkaanse wetgeving.
In hoger beroep heeft appellante verzocht om een positief besluit, verwijzend naar haar slechte financiële situatie en de noodzaak voor medische verzorging. De Svb heeft gepleit voor bevestiging van de eerdere uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, met de overweging dat er geen geschil bestaat over het feit dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet in Nederland woonde of werkte, en dus niet verzekerd was op grond van artikel 13 van de ANW. Het recht op AOW-pensioen van de echtgenoot op het moment van overlijden leidt niet tot een verzekering voor de ANW. Ook was er geen vrijwillige verzekering van toepassing, en de gegevens van de Caisse Nationale de Sécurité Sociale bevestigen dat hij niet verzekerd was onder de Marokkaanse wetgeving. De Centrale Raad van Beroep concludeert dat de financiële situatie van appellante geen aanleiding geeft voor een uitkering in strijd met de wet.