ECLI:NL:CRVB:2022:1368

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
20/483 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vergoeding proceskosten en kosten medisch deskundige na intrekking hoger beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juni 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant heeft zijn hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar volledig aan zijn bezwaren tegemoet is gekomen. De appellant heeft verzocht om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand en de kosten voor het inschakelen van een medisch deskundige, Lechnerconsult. Het Uwv heeft aangegeven akkoord te gaan met een veroordeling in de proceskosten en heeft verzocht het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) aan te houden, waarbij het Uwv van mening is dat de zaak gemiddeld gewicht heeft.

De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant recht heeft op vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, die zijn begroot op € 1.518,- voor zowel het beroep als het hoger beroep, en de kosten voor de medisch deskundige, die zijn vastgesteld op € 3.107,51. De totale proceskosten die het Uwv moet vergoeden aan de appellant bedragen € 6.143,51.

De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter A.I. van der Kris, met A.L.K. Dagmar als griffier. De beslissing is genomen in het kader van de artikelen 8:75 en 8:108 van de Awb, die van toepassing zijn op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 20 december 2019.

Uitspraak

20.483 WIA

Datum uitspraak: 16 juni 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
20 december 2019, 19/846 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft [naam] hoger beroep ingesteld en stukken ingediend.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2021. Appellant is via videobellen verschenen, bijgestaan door [naam] . Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
Het Uwv heeft op 24 december 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 24 januari 2022 heeft de gemachtigde van appellant het hoger beroep ingetrokken en
gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid om een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is
het onderzoek gesloten

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld.
Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Appellant heeft verzocht om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in beroep en hoger beroep. Tevens heeft appellant verzocht om vergoeding van de kosten gemaakt in beroep en hoger beroep voor het inschakelen van een medisch deskundige (Lechnerconsult).
Het Uwv heeft te kennen gegeven akkoord te gaan met een veroordeling in de proceskosten. Het Uwv heeft daarbij verzocht het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) aan te houden. Volgens het Uwv is sprake is van een zaak met gemiddeld gewicht. Het Uwv heeft voorts te kennen gegeven zich te kunnen vinden in het aantal uren en de bedragen die zijn opgevoerd voor de door appellant ingeschakelde medisch deskundige.
Aanleiding bestaat om het Uwv te veroordelen in de kosten voor rechtsbijstand die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden, ingevolge het Bpb begroot op € 1.518,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 1.518,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting). Ook bestaat aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant heeft gemaakt voor de door hem ingeschakelde medisch deskundige, tot een bedrag van € 3.107,51 (inclusief omzetbelasting).
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 6.143,51.
Deze uitspraak is gedaan door A.I. van der Kris, in tegenwoordigheid van A.L.K. Dagmar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2022.
(getekend) A.I. van der Kris
(getekend) A.L.K. Dagmar