ECLI:NL:CRVB:2022:1394
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid na operatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om zijn aanvraag voor een WIA-uitkering af te wijzen. Appellant, die eerder als productiemedewerker werkte, heeft verschillende aanvragen voor een WIA-uitkering ingediend in verband met toegenomen klachten, waaronder knieklachten. De Centrale Raad van Beroep heeft op 22 juni 2022 uitspraak gedaan. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv de rugklachten van appellant terecht buiten beschouwing had gelaten, omdat deze voortkwamen uit een andere ziekteoorzaak. De Raad onderschrijft deze overwegingen en oordeelt dat appellant in staat is de geselecteerde functies te vervullen, ondanks zijn knieklachten en blindheid aan zijn linkeroog. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen nieuwe medische informatie is die de stelling van appellant ondersteunt dat hij meer beperkt is dan vastgesteld. De beslissing van het Uwv om de WIA-uitkering niet toe te kennen wordt daarmee bevestigd.