Uitspraak
21.3933 ZW
28 september 2021, 20/5736 (aangevallen uitspraak)
mr. M.C. Puister.
OVERWEGINGEN
(lees: 2015) niet meer in aanmerking komt voor een ZW-uitkering. Appellante heeft geen rechtsmiddel ingesteld tegen dit besluit.
23februari 2015 al sprake was van PTSS, maar dat uit het dagverhaal bleek dat appellante op dat moment goed functioneerde en dat bij psychisch onderzoek geen afwijkingen zijn geconstateerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vervolgens geschreven dat indien zou blijken dat appellante jaren later ernstiger arbeidsongeschikt is, dit niet maakt dat het besluit om haar per 24 februari 2015 geschikt te achten voor het eigen werk, onjuist is geweest. Daarbij betrekt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat uit geen enkel medisch stuk blijkt dat bij appellante sprake is geweest van een doorlopende arbeidsongeschiktheid voor het eigen werk vanaf 24 februari 2015, dan wel van volledige arbeidsongeschiktheid. Er is sprake van chronische PTSS waarmee appellante periodes heeft gewerkt en waarmee het op 24 februari 2015 zodanig goed ging dat zij het eigen werk kon verrichten. Het feit dat de goederen van appellante bij beschikking van de kantonrechter te Rotterdam van 17 februari 2015 onder bewind zijn gesteld en het feit dat appellante vanwege een depressie tien maanden later opgenomen is geweest, maakt dat niet anders. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt verder dat de fibromyalgie, die twee jaar na 24 februari 2015 is gediagnostiseerd, geen aanleiding is om het besluit van 23 februari 2015 te herzien. Daarbij wijst hij erop dat fibromyalgie geen zwaarwegende beperkingen meebrengt en dat, naar huidig medisch inzicht, leefregels gelden zoals actief blijven, zoveel mogelijk bewegen en zware inspanningen vermijden. Ook als deze diagnose in februari 2015 aan de orde was geweest, had dit niet betekend dat appellante het eigen werk niet kon doen. De conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zoals neergelegd in het rapport van 28 september wordt gevolgd. In wat appellante in beroep heeft aangevoerd, is geen reden gelegen voor twijfel.