ECLI:NL:CRVB:2022:1437
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning IOAW-uitkering en ingangsdatum zonder bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant had een IOAW-uitkering aangevraagd, maar was van mening dat de ingangsdatum van deze uitkering eerder had moeten zijn dan 6 maart 2020. De Raad oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders van Tilburg de ingangsdatum van de IOAW-uitkering correct had vastgesteld. De appellant had zich op 6 maart 2020 gemeld voor de uitkering, maar had geen eerdere aanvraag ingediend of actie ondernomen om een aanvraag te doen. De Raad stelde vast dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigden. De appellant had niet aannemelijk gemaakt dat hij door het ontbreken van informatie over het aanvragen van een andere uitkering was afgehouden van het doen van die aanvraag. De Raad concludeerde dat het college niet verplicht was om de appellant in de gelegenheid te stellen een IOAW-uitkering aan te vragen, aangezien hij dit niet had aangegeven. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.