1.2.Bij besluit van 8 augustus 2018 heeft het Uwv vastgesteld dat de WIA-uitkering van appellante niet wijzigt. Het Uwv heeft het door de voormalig werkgeefster van appellante gemaakte bezwaar tegen het besluit van 8 augustus 2018 bij beslissing op bezwaar van 21 februari 2019 (het bestreden besluit) gegrond verklaard, het besluit van 8 augustus 2018 herroepen en de WIA-uitkering van appellante per 22 april 2019 beëindigd.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. Het Uwv heeft op 7 maart 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante per 22 april 2019 ongewijzigd op 80-100% is vastgesteld. Gelet op de nieuwe medische informatie heeft het Uwv tevens geconcludeerd dat de beperkingen van appellante duurzaam zijn en is zij om die reden met ingang van
12 februari 2018 in aanmerking gebracht voor een IVA-uitkering.
5. Het Uwv is, gelet op de gewijzigde beslissing op bezwaar van 7 maart 2022, geheel aan de bezwaren van appellante tegemoet gekomen. Appellante heeft daarom geen belang meer bij een oordeel in hoger beroep, omdat appellante met het hoger beroep heeft bereikt wat zij heeft nagestreefd. Dit betekent dat, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, het besluit van 7 maart 2022 niet in het geding wordt betrokken. Het hoger beroep zal niet-ontvankelijk worden verklaard wegens het komen te ontbreken van procesbelang.
6. Aanleiding bestaat het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante. Deze kosten worden begroot op € 1.496,- in beroep en op € 748,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand, in totaal € 2.244,-. Het verzoek om vergoeding van de gemaakte kosten voor het inschakelen van een deskundige komt gedeeltelijk voor toewijzing in aanmerking. Het Uwv heeft terecht aangevoerd dat moet worden uitgegaan van het geldende uurtarief op grond van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts 2003), te weten € 129,63. Uit de door gemachtigde van appellante overgelegde urenspecificatie blijkt dat de werkzaamheden 250 minuten (4,1 uur) uur in beslag hebben genomen. Dit betekent dat de vergoeding met toepassing van het Bts 2003 € 643,09 (inclusief 21% BTW) bedraagt. Daarnaast komen de kosten voor het opvragen van de medische informatie bij de huisarts ter hoogte van € 46,04 voor vergoeding in aanmerking. De totale proceskostenveroordeling, bestaande uit kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand en deskundigenkosten, bedraagt in totaal € 2.933,13.