ECLI:NL:CRVB:2022:1540
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de weigering van een ZW-uitkering na ziekmelding en de beoordeling van de medische geschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een Ziektewet (ZW)-uitkering toe te kennen. Appellant, die zich op 24 juli 2017 ziekmeldde na een val, ontving aanvankelijk een ZW-uitkering, maar deze werd per 1 september 2018 beëindigd omdat hij in staat werd geacht om meer dan 65% van zijn oude loon te verdienen. Appellant heeft sindsdien verschillende medische klachten, waaronder rugklachten en psychische klachten, en heeft opnieuw een ZW-uitkering aangevraagd, die hem werd geweigerd. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellant tegen deze weigering ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv voldoende zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de medische situatie van appellant. De Raad bevestigt dat de verzekeringsarts en de arts bezwaar en beroep de medische situatie van appellant correct hebben beoordeeld en dat er geen reden is om aan de onafhankelijkheid van deze artsen te twijfelen. De Raad wijst erop dat de klachten van appellant, waaronder botontkalking, niet relevant zijn voor de beoordeling van de situatie op de datum in geding, 11 februari 2019. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.