Uitspraak
21.4445 WIA
OVERWEGINGEN
14 november 2011 heeft appellante zich ziek gemeld met psychische en lichamelijke klachten. Het Uwv heeft geweigerd appellante na afloop van de voorgeschreven wachttijd met ingang van 11 november 2013 een WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen, omdat de mate van haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% is. Dit besluit is na bezwaar en beroep in stand gebleven. Appellante heeft geen hoger beroep ingesteld.
25 januari 2022. Appellante heeft wat betreft de arbeidskundige kant van de schatting herhaald dat in de geselecteerde functies sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid. De schatting is gebaseerd op het uitgangspunt dat zij in de geselecteerde functies werkzaam zal zijn in een afzonderlijke ruimte, waar afzonderlijk van de overige werknemers en afgezonderd van overmatig geluid en prikkels gewerkt kan worden. Naar de mening van appellante kan niet worden gegarandeerd dat dit geldt voor elke functie in alle vijf regio’s, waarin Nederland is verdeeld in het CBBS. De functie kan wel in de vijf afzonderlijke regio's voorkomen, maar dat maakt nog niet dat de betreffende functie qua inrichting van de werkplek ook in de vijf afzonderlijke regio's gelijkwaardig dient te worden beschouwd. Er dient uitgegaan te worden van de algemene omschrijving "machines in een fabriekshal/grote ruimte". Appellante heeft verder verzocht het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de schade in de vorm van wettelijke rente.
2 oktober 2018 heeft vastgesteld op minder dan 35% en terecht heeft geweigerd aan appellante een WIA-uitkering toe te kennen.