Uitspraak
CIZ
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat van CIZ een griffierecht van € 541,- wordt geheven.
Centrale Raad van Beroep
Op 7 juli 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/4420 WLZ. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat de indiener, het CIZ, geen beroepsgronden heeft ingediend. Volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een beroepschrift de gronden van het beroep te bevatten, en deze bepaling is ook van toepassing op hoger beroep. CIZ werd op 21 december 2021 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim binnen vier weken te herstellen, maar heeft geen gronden ingediend. Op 20 januari 2022 vroeg CIZ om een verlenging van de termijn voor het indienen van de beroepsgronden, waarop zij opnieuw de kans kregen om dit te doen. Ondanks deze mogelijkheden heeft CIZ de beroepsgronden niet tijdig ingediend, en er zijn geen redenen aangevoerd die het verzuim zouden kunnen verontschuldigen. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, en is er zonder verder onderzoek beslist. De Centrale Raad van Beroep heeft bepaald dat van CIZ een griffierecht van € 541,- moet worden geheven, maar er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door D. Hardonk-Prins, met K.R. van Renswoude als griffier.