ECLI:NL:CRVB:2022:1594

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
21/4420 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken beroepsgronden

Op 7 juli 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/4420 WLZ. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat de indiener, het CIZ, geen beroepsgronden heeft ingediend. Volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een beroepschrift de gronden van het beroep te bevatten, en deze bepaling is ook van toepassing op hoger beroep. CIZ werd op 21 december 2021 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim binnen vier weken te herstellen, maar heeft geen gronden ingediend. Op 20 januari 2022 vroeg CIZ om een verlenging van de termijn voor het indienen van de beroepsgronden, waarop zij opnieuw de kans kregen om dit te doen. Ondanks deze mogelijkheden heeft CIZ de beroepsgronden niet tijdig ingediend, en er zijn geen redenen aangevoerd die het verzuim zouden kunnen verontschuldigen. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, en is er zonder verder onderzoek beslist. De Centrale Raad van Beroep heeft bepaald dat van CIZ een griffierecht van € 541,- moet worden geheven, maar er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door D. Hardonk-Prins, met K.R. van Renswoude als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 7 juli 2022
21/4420 WLZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
22 november 2021, 20/2311
Partijen:

CIZ

[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

CIZ heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 21 december 2021 is CIZ in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
CIZ heeft bij brief van 20 januari 2022 verzocht de termijn voor het indienen van de beroepsgronden te verlengen.
Hierop is CIZ bij aangetekende brief van 21 januari 2022 nogmaals de gelegenheid geboden de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is CIZ er op gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg zal hebben dat het hoger beroep van CIZ niet inhoudelijk wordt behandeld.
CIZ heeft niet binnen die termijn beroepsgronden ingediend.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Van CIZ dient een griffierecht van € 541,- te worden geheven.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
  • verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat van CIZ een griffierecht van € 541,- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van
K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2022.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) K.R. van Renswoude
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.