Uitspraak
OVERWEGINGEN
10 december 2018 overgelegd waarin hij toelicht dat hij in het voorjaar van 2018 een groot aantal bezorgingen namens zijn bedrijf [naam B.V.] BV (bedrijf) door zijn ouders heeft laten uitvoeren, zodat ze wat afleiding zouden hebben. De brandstofkosten die zij daarvoor hebben gemaakt en voorgeschoten, heeft de zoon op 21 juni 2018 naar hun bankrekening overgeboekt. Hierop heeft de klantmanager aan appellanten schriftelijk vragen gesteld over onder meer de omvang van de werkzaamheden en vergoeding daarvoor, waarop appellanten schriftelijk hebben geantwoord dat zij in de maanden maart tot en met juni koerierswerkzaamheden voor het bedrijf van hun zoon hebben verricht, die bestonden uit het bijna dagelijks vervoeren van dossiers naar [plaats 1]. De dossiers werden daar naar toe gebracht voor een archiveringsklus. Zij werden hiervoor niet betaald en hebben daarom geen urenverantwoording bijgehouden. De bevindingen van het heronderzoek zijn neergelegd in een rapportage van 12 februari 2019.