ECLI:NL:CRVB:2022:1630
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de geschiktheid van de functie administratief ondersteunend medewerker in het kader van de WIA
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarin de WIA-uitkering is geweigerd. Appellant, die zich op 30 juni 2014 ziek meldde met nek- en rugklachten en psychische klachten, heeft in het verleden een aanvraag ingediend op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant met ingang van 1 augustus 2018 minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat leidt tot de weigering van de WIA-uitkering. Appellant is het niet eens met deze beslissing en stelt dat zijn beperkingen onderschat zijn, vooral in de functie van administratief ondersteunend medewerker.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv voldoende gemotiveerd heeft aangetoond dat de functie van administratief ondersteunend medewerker geschikt is voor appellant. De Raad heeft de argumenten van appellant, waaronder de geschiktheid van de functie en de belasting op verschillende beoordelingspunten, zorgvuldig gewogen. De Raad oordeelt dat de arbeidsdeskundige voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat de functie past binnen de aangenomen beperkingen van appellant. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af, maar veroordeelt het Uwv wel in de proceskosten van appellant, die in totaal € 5.034,83 bedragen.