Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering van verzoekster. Verzoekster ontving vanaf 4 augustus 2017 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). De gemeente Almere heeft de bijstand van verzoekster met ingang van 1 augustus 2018 ingetrokken, omdat zij niet haar hoofdverblijf had op het uitkeringsadres. Dit werd onderbouwd door extreem laag waterverbruik en meldingen van buurtbewoners. Verzoekster heeft niet kunnen aantonen dat zij wel op het uitkeringsadres woonde. De rechtbank heeft de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard, waarna verzoekster in hoger beroep ging.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de intrekking van de bijstand terecht was, omdat verzoekster in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 19 december 2019 niet haar hoofdverblijf had op het uitkeringsadres. De onderzoeksresultaten, waaronder het extreem lage waterverbruik, gaven voldoende aanleiding voor deze conclusie. Daarnaast heeft het college terecht vastgesteld dat er vanaf 20 december 2019 sprake was van een gezamenlijke huishouding met X, wat ook leidde tot de intrekking van de bijstand. Verzoekster heeft geen wijziging in haar omstandigheden aangetoond die recht zou geven op bijstand.
De Raad heeft ook de terugvordering van de bijstandsuitkering over de periode van 1 augustus 2018 tot en met 31 december 2019 bevestigd, omdat verzoekster niet heeft aangetoond dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd en het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen.