ECLI:NL:CRVB:2022:1685

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
21/4501 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 20 juli 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/4501 WMO15. Het hoger beroep is ingesteld door een appellante zonder vaste woon- of verblijfplaats tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 november 2021. De appellante heeft hoger beroep ingesteld via haar advocaat, mr. F.S. Jansen. De Centrale Raad heeft vastgesteld dat de appellante niet tijdig het verschuldigde griffierecht van € 134,- heeft betaald. In de procedure is de appellante meerdere keren gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, maar ondanks deze waarschuwingen is de betaling niet binnen de gestelde termijn verricht. De Raad heeft geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de appellante niet in verzuim is geweest. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk behandeld zal worden. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak.

Uitspraak

Datum uitspraak: 20 juli 2022
21/4501 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
12 november 2021, 20/3065 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] (zonder vaste woon- of verbijfplaats) (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. F.S. Jansen, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 28 december 2021 is de gemachtigde van appellante erop gewezen dat een griffierecht van € 134,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 28 januari 2022 is de gemachtigde van appellante nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief dient te zijn bijgeschreven op de in die brief genoemde bankrekening dan wel contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellante er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
De aangetekende brief van 28 januari 2022 is bij het Landelijk Dienstencentrum retour ontvangen met de mededeling “niet afgehaald”. Deze brief is op 23 februari 2022 nogmaals verzonden per gewone post. Daarbij is de gemachtigde van appellante erop gewezen dat met deze nieuwe toezending geen nieuwe termijn gaat lopen.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2022.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) P.A.M. Hulsdouw
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.