ECLI:NL:CRVB:2022:172

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 januari 2022
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
20/1832 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake schadevergoeding na intrekking van beroep tegen Uwv

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Op 19 augustus 2020 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Appellant heeft op 23 maart 2021 het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uwv geheel aan zijn bezwaren tegemoet was gekomen. Bij de intrekking heeft appellant verzocht om vergoeding van de proceskosten in zowel beroep als hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de reiskosten van appellant voor het bijwonen van de zitting bij de rechtbank, ter hoogte van € 27,20, voor vergoeding in aanmerking komen. Echter, de overige kosten die appellant op het formulier proceskosten heeft opgevoerd, zijn niet nader onderbouwd en komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking. Voor het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden. De uitspraak is gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 13 januari 2022, waarbij het Uwv is veroordeeld tot betaling van de reiskosten van appellant.

Uitspraak

Datum uitspraak: 13 januari 2022
20/1832 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
7 april 2020, 19/402 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 19 augustus 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 23 maart 2021 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 23 maart 2021 geheel aan de bezwaren is tegemoetgekomen. Bij de intrekking heeft appellant verzocht de proceskosten in beroep en hoger beroep te vergoeden.
De reiskosten die appellant heeft moeten maken voor het bijwonen van de zitting bij de rechtbank, komen tot een bedrag van € 27,20 voor vergoeding in aanmerking.
Met betrekking tot de op het formulier proceskosten op gevoerde kosten voor verschotten overweegt de Raad dat de kosten niet nader zijn onderbouwd zodat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 27,20.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van
H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2022.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) H. Alajai
GdJ