ECLI:NL:CRVB:2022:1782
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op grond van de Participatiewet wegens gebrek aan financiële gegevens
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet (PW). De appellant had op 16 april 2020 een aanvraag ingediend, maar heeft nagelaten de gevraagde bankafschriften over de periode van 22 januari 2020 tot 1 maart 2020 te overleggen. Het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer heeft de aanvraag buiten behandeling gesteld en later afgewezen, omdat appellant onvoldoende inzicht had gegeven in zijn financiële situatie. De rechtbank Den Haag had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad overweegt dat de aanvrager van bijstand de bewijslast heeft om aannemelijk te maken dat hij recht heeft op bijstand. Dit houdt in dat de aanvrager feiten en omstandigheden moet aanleveren die duidelijkheid geven over zijn woon- en leefsituatie en financiële situatie. De Raad stelt vast dat appellant niet heeft voldaan aan de inlichtingen- of medewerkingsverplichting, wat een grond voor afwijzing van de bijstandsaanvraag vormt. Appellant heeft weliswaar bankafschriften over een andere periode overgelegd, maar deze zijn niet voldoende om het recht op bijstand vast te stellen.
Daarnaast heeft appellant aangevoerd dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder een psychische aandoening. De Raad oordeelt dat het college voldoende inspanningen heeft geleverd om appellant te wijzen op het belang van het overleggen van de bankafschriften en dat appellant niet heeft aangetoond dat het college meer rekening had moeten houden met zijn situatie. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.