ECLI:NL:CRVB:2022:1784

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 augustus 2022
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
21.810 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor transportkosten bij verhuizing

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 21 januari 2021. De appellant had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor transportkosten in verband met een verhuizing. De rechtbank had deze aanvraag afgewezen, omdat de verhuizing als voorzienbaar werd beschouwd. De appellant stelde dat zijn verhuizing niet voorzienbaar was, aangezien hij na het overlijden van zijn vader het ouderlijk huis moest verlaten. Hij betoogde dat de aanname dat ieder kind vroeg of laat uit huis moet gaan onterecht is en dat hij ook had kunnen kiezen om bij zijn ouders te blijven wonen.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de aanvraag om bijzondere bijstand voor transportkosten terecht was afgewezen. De Raad benadrukte dat transportkosten in beginsel uit het inkomen moeten worden bestreden, hetzij door middel van reservering vooraf, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Bijzondere bijstand is alleen mogelijk als de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De Raad concludeerde dat de appellant niet had aangetoond dat zijn verhuizing en de daarmee samenhangende transportkosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, aangezien het voorzienbaar was dat hij op enig moment het ouderlijk huis zou moeten verlaten. Bovendien was de appellant al enige tijd als woningzoekende geregistreerd, wat zijn verhuizing nog meer in de lijn der verwachtingen legde.

Daarom werd het hoger beroep van de appellant afgewezen en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is uitgesproken in het openbaar en is vastgelegd in een proces-verbaal.

Uitspraak

21.810 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 januari 2021, 20/4568 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 2 augustus 2022
Zitting heeft: A.M. Overbeeke
Griffier: J.E. Eikelenboom
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 2 augustus 2022, waar partijen niet zijn verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Het college heeft de aanvraag om bijzondere bijstand voor transportkosten in verband met een verhuizing terecht afgewezen omdat de verhuizing voorzienbaar was.
2. Appellant heeft in hoger beroep de beroepsgrond herhaald dat de verhuizing niet voorzienbaar was, omdat hij na het overlijden van zijn vader het ouderlijk huis moest verlaten van zijn moeder. Verder stelt hij dat de aanname dat ieder kind vroeg of laat uit huis moet onterecht is. Hij had er – naar de Raad begrijpt onder andere omstandigheden – ook voor kunnen kiezen om bij zijn ouders te blijven wonen en niet uit huis te gaan.
3. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Transportkosten moeten in beginsel worden bestreden uit het inkomen, hetzij door middel van reservering vooraf, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Afzonderlijke bijstandverlening is niet mogelijk, tenzij de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Appellant heeft volgens de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat zijn verhuizing en de daarmee samenhangende transportkosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden omdat het voorzienbaar was dat hij op enig moment het ouderlijk huis zou (moeten) gaan verlaten. Hij had daarom voor de daarmee verband houdende kosten kunnen reserveren.
4. De Raad kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen waarop dat oordeel rust. De Raad voegt daar nog aan toe dat appellant al enige tijd als woningzoekende geregistreerd stond, zodat zijn verhuizing in de lijn der verwachtingen lag.
5. Het hoger beroep slaagt dus niet.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) J.E. Eikelenboom (getekend) A.M. Overbeeke