ECLI:NL:CRVB:2022:1784
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor transportkosten bij verhuizing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 21 januari 2021. De appellant had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor transportkosten in verband met een verhuizing. De rechtbank had deze aanvraag afgewezen, omdat de verhuizing als voorzienbaar werd beschouwd. De appellant stelde dat zijn verhuizing niet voorzienbaar was, aangezien hij na het overlijden van zijn vader het ouderlijk huis moest verlaten. Hij betoogde dat de aanname dat ieder kind vroeg of laat uit huis moet gaan onterecht is en dat hij ook had kunnen kiezen om bij zijn ouders te blijven wonen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de aanvraag om bijzondere bijstand voor transportkosten terecht was afgewezen. De Raad benadrukte dat transportkosten in beginsel uit het inkomen moeten worden bestreden, hetzij door middel van reservering vooraf, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Bijzondere bijstand is alleen mogelijk als de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De Raad concludeerde dat de appellant niet had aangetoond dat zijn verhuizing en de daarmee samenhangende transportkosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, aangezien het voorzienbaar was dat hij op enig moment het ouderlijk huis zou moeten verlaten. Bovendien was de appellant al enige tijd als woningzoekende geregistreerd, wat zijn verhuizing nog meer in de lijn der verwachtingen legde.
Daarom werd het hoger beroep van de appellant afgewezen en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is uitgesproken in het openbaar en is vastgelegd in een proces-verbaal.