ECLI:NL:CRVB:2022:1795
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en de WGA-vervolguitkering van een appellante met paniekstoornis
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 augustus 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv. Appellante, die eerder een WGA-uitkering ontving, had zich ziekgemeld en stelde dat haar mate van arbeidsongeschiktheid was toegenomen. Het Uwv had vastgesteld dat haar arbeidsongeschiktheid 76,14% was, maar dat dit geen gevolgen had voor haar WGA-vervolguitkering. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had in haar rapport van 27 juni 2022 voldoende toegelicht wat de beperkingen van appellante inhielden, en deze waren meegenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. Appellante voerde aan dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen niet geschikt waren, omdat zij niet in een afgesloten ruimte kon werken en dat de functies niet voldeden aan haar behoefte aan een vertrouwde omgeving. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat het Uwv terecht had besloten dat appellante voor 76,14% arbeidsongeschikt was en dat de WGA-vervolguitkering niet wijzigde. De Raad bevestigde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd waarom er geen urenbeperking was opgenomen en dat de functies geschikt waren voor appellante, ondanks haar beperkingen.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de noodzaak om de beperkingen van de appellante goed in kaart te brengen. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank terecht was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.