ECLI:NL:CRVB:2022:1838

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 augustus 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
22/1258 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante, Randstad Groep Nederland B.V., had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, maar het beroepschrift was niet tijdig ingediend. De rechtbank had haar uitspraak op 4 maart 2022 aan de partijen bekendgemaakt, waarna de termijn voor het indienen van een beroepschrift begon te lopen. De laatste dag waarop het beroepschrift tijdig kon worden ingediend was 15 april 2022. Het beroepschrift werd echter pas op 25 april 2022 ontvangen, en de enveloppe bevatte geen poststempel, wat de tijdigheid in twijfel trok.

De gemachtigde van appellante voerde aan dat haar collega, mr. E.M. Doorn, op 31 maart 2022 een ongeluk had gehad, waardoor zij niet in staat was om het hoger beroep eerder aan te tekenen. De Raad oordeelde echter dat, ondanks deze omstandigheden, appellante na 31 maart 2022 nog voldoende gelegenheid had om binnen de beroepstermijn hoger beroep in te stellen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend en er geen reden was om aan te nemen dat de indiener in verzuim was geweest.

De Centrale Raad van Beroep verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 3 augustus 2022. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 3 augustus 2022
22/1258 + 22/1259 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
2 maart 2022, 19/2044 en 20/1545 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
Randstad Groep Nederland B.V. te [vestigingsplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Mevrouw [gemachtigde] heeft namens haar collega mr. E.M. Doorn , als gemachtigde van appellante hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 4 maart 2022 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 25 april 2022 ontvangen. De enveloppe bevat geen poststempel. Het beroepschrift is per aangetekende post verzonden. Uit track and trace blijkt dat het beroepschrift 22 april 2022 ter post is bezorgd. De laatste dag waarop tijdig beroep kon worden ingesteld is 15 april 2022.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 11 mei 2022 is aan gemachtigde van appellante gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Gemachtigde van appellante heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
In het beroepschrift heeft de gemachtigde van appellante aangegeven dat haar collega mevrouw Doorn op 31 maart 2022 een ongeluk heeft gehad waardoor zij niet in staat is geweest het hoger beroep eerder aan te tekenen.
Wat gemachtigde van appellante heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat gemachtigde van appellante niet in verzuim is geweest. Daarmee wenst de Raad wat is aangevoerd niet te bagatelliseren. Na 31 maart 2022 had appellante echter nog voldoende gelegenheid om nog binnen de beroepstermijn hoger beroep in te stellen.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2022.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) J.M. Labage
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

CVG