ECLI:NL:CRVB:2022:1840
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in het kader van de WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van betrokkene, die als chauffeur beroepsgoederen werkzaam was. Betrokkene had zich op 17 april 2015 ziek gemeld na een bedrijfsongeval en ontving vanaf 14 april 2017 een loongerelateerde WGA-uitkering. Het Uwv had de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 68,08% en later op 65,95%. Betrokkene stelde dat zijn gezondheidssituatie was verslechterd door allergieën, met name voor de schimmel Alternaria Alternata, en verzocht om een beperking in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) voor werken in gebouwen met airconditioning.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant had in een tussenuitspraak geoordeeld dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met de allergieën van betrokkene. Het Uwv had echter in hoger beroep aangevoerd dat er geen medische redenen waren om betrokkene te beperken in zijn werk in gebouwen met airconditioning. De Raad oordeelde dat het Uwv in zijn standpunt werd gevolgd en dat de klachten van betrokkene niet medisch objectief konden worden onderbouwd. De Raad vernietigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond.
Daarnaast heeft betrokkene verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad oordeelde dat de redelijke termijn met ruim één maand was overschreden en kende een schadevergoeding van € 500,- toe. De Raad veroordeelde ook het Uwv in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep, die in totaal op € 1.897,50 werden begroot.