ECLI:NL:CRVB:2022:185
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering in hoger beroep
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de Wet WIA. Appellante heeft in hoger beroep gesteld dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid met ingang van 20 juli 2018 ten onrechte heeft vastgesteld op minder dan 35%, en dat het Uwv ten onrechte heeft geweigerd haar een WIA-uitkering toe te kennen. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep van appellante ongegrond heeft verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 25 juni 2018, opgesteld door de verzekeringsarts. Appellante had rapporten ingediend van medisch adviseur A. Bernaert, maar de rechtbank en de Raad oordeelden dat deze rapporten geen reden gaven om de FML te betwijfelen. De verzekeringsarts had voldoende rekening gehouden met de medische problematiek van appellante en de geselecteerde functies waren passend, ondanks signaleringen. Het hoger beroep van appellante slaagt niet, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. De Raad wijst ook het verzoek van appellante om een onafhankelijk deskundige te benoemen af, omdat er geen twijfel bestaat over de medische beoordeling door het Uwv.