ECLI:NL:CRVB:2022:187
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering na medisch onderzoek
In deze zaak is in geschil of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante terecht heeft vastgesteld op minder dan 35% en of het Uwv terecht heeft geweigerd om aan appellante een WIA-uitkering toe te kennen. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 maart 2020 bevestigd, waarin werd geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. Appellante had zich ziek gemeld na een ongeluk op het werk en na een aanvraag voor een WIA-uitkering werd vastgesteld dat zij niet meer geschikt was voor haar laatst verrichte werk. Het Uwv weigerde de uitkering met ingang van 7 juni 2018, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling van het Uwv niet ter discussie stond, en dat de door appellante overgelegde medische stukken haar stellingen niet konden onderbouwen. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het onderzoek niet zorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar psychische klachten. De Raad heeft echter geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende rekening heeft gehouden met de klachten van appellante en dat de geselecteerde functies medisch geschikt zijn. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en het hoger beroep van appellante afgewezen.