Uitspraak
19 2437 WIA
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 augustus 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheid door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). In eerste instantie was appellant met ingang van 4 september 2017 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid op 49,71% was vastgesteld. Na bezwaar werd dit percentage verhoogd naar 56,89%. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat deze vaststelling te laag was en heeft hij aanvullende informatie overgelegd ter onderbouwing van zijn standpunt.
De Raad heeft een onafhankelijk verzekeringsarts benoemd, die concludeerde dat er aanvullende beperkingen moesten worden aangenomen. Op basis van deze nieuwe informatie heeft het Uwv zijn standpunt gewijzigd en de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 57,91%. De Raad heeft het beroep van appellant gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, waarbij de nieuwe arbeidsongeschiktheid en resterende verdiencapaciteit zijn vastgesteld. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 4.651,35 bedragen.
Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat de redelijke termijn voor de procedure is overschreden, wat heeft geleid tot een schadevergoeding van € 1.000,- die voor rekening komt van de Staat der Nederlanden. De Raad heeft de Staat ook veroordeeld in de proceskosten van appellant ter zake van het verzoek om schadevergoeding, begroot op € 379,50. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.